Modulatieproblemen
Er komen allerlei prikkels van buitenaf binnen, de hele dag. De term ‘modulatie’ wordt gebruikt om het proces aan te geven waarbij de hersenen iets met die informatie van buitenaf doen. Voorbeeld: als iemand roept, weet je dat je moet reageren. Kinderen met sensorische modulatieproblemen, ervaren die prikkels als sterker of juist als minder sterk. Het gevolg is dat een kind te heftig reageert (overresponsiviteit), of juist weinig reageert (onderresponsiviteit) op de prikkels. Voorbeeld: Als een kind tastprikkels te sterk ervaart, kan een goedbedoelde aai over de bol als pijnlijk worden ervaren. Het kind wordt boos, en schopt, slaat of scheldt. Bij onvoldoende ervaring van tastprikkels reageert het kind juist niet adequaat. Een kind heeft dan niet in de gaten dat hij een vies gezicht heeft, vieze handen of vieze kleren. Voorbeeld: Bij een te sterk ervaren van beweging- en balansprikkels, is een kind continu bang om zijn evenwicht te verliezen. Als gevolg hiervan gaat een kind beweging zoveel mogelijk uit de weg. Zo zal hij zijn voeten het liefst op de grond houden. Bij onvoldoende ervaring merkt het kind juist niet dat hij bewogen wordt, of dat hij valt. Het kind reageert dan te laat: het heeft onvoldoende opvangreactie bij het vallen.
Discriminatieproblemen
De verschillende soorten prikkels waar we de hele dag mee te maken krijgen, spreken allemaal andere zintuigen aan. Die werken vervolgens samen om ons adequaat op onze omgeving te laten reageren.
Kinderen met sensorische discriminatieproblemen, kunnen de binnenkomende prikkels moeilijk van elkaar onderscheiden.
Voorbeeld: Een kind met sensorische discriminatieproblemen is tv aan het kijken, en zijn moeder roept vanuit de keuken dat hij de tv moet uitzetten. Het kind hoort de stem van zijn moeder net zo hard als het geluid van de televisie, als de tikkende klok en de voorbij rijdende auto’s. Het kind herkent de stem van zijn moeder daarom niet als de belangrijkste prikkel. Gevolg: hij laat de tv aan staan, ondanks goed werkende oren en de wil om te luisteren.
Sensomotorische problemen
Er is een sterk samenspel tussen de zintuigen en onze beweging. “Sensomotorisch’ is de samenwerking tussen die twee (senso = zintuiglijk, motorisch = bewegen).
Een kind met sensomotorische problemen vindt het moeilijk om bewegingen goed te organiseren, te plannen en uit te voeren.
Voorbeeld: Een kind met sensomotorische problemen is onhandig met bijvoorbeeld gymnastiek. Hoewel alle spieren het goed doen en het kind gewoon diepte kan zien, botst het tegen toestellen aan en zien bewegingen er slordig uit. Het kind kan de informatie van de ogen (waar staat het toestel ?) niet goed koppelen aan de informatie van het evenwichtsorgaan (hoe bevind ik me in de ruimte ?). Daarom lukt het niet de beweging goed en doelgericht uit te voeren.