Er zijn er de zintuigen die we allemaal kennen: ruiken, proeven, horen of zien. Maar er zijn ook verborgen zintuigen, zoals het evenwichtsorgaan.
Al die zintuigen werken de hele dag samen om ervoor te zorgen dat we goed reageren op onze omgeving. Ze informeren ons in feite over de wereld om ons heen. Ze laten ons weten dat we bij een groen stoplicht door moeten rijden en ze vertellen ons dat we bij een volle blaas naar de wc moeten. Ze bestaan afzonderlijk van elkaar, maar moeten als een geheel functioneren.
Gebeurt dat niet dan is er sprake van een sensorisch informatieverwerkingsprobleem. Wij richten ons op sensorische informatieverwerkingsproblemen bij kinderen. Prikkels komen sterker binnen, of juist minder sterk. Het kind neemt informatie uit de omgeving rommelig waar. Als gevolg daarvan reageert het anders op de omgeving.
Kinderen met sensorische informatieverwerkingsproblemen, hebben dus simpel gezegd zintuigen die niet goed samenwerken. Dat heeft invloed op het gedrag van een kind. Anderen kunnen dat gedrag misschien als vreemd ervaren, of onaangepast. Maar in werkelijkheid krijgt het kind informatie over de wereld anders binnen.
Hoe weet ik of mijn kind sensorische informatieverwerkingsproblemen heeft ?
Een kind met sensorische informatieverwerkingsproblemen heeft een minder georganiseerd brein. Omdat de samenhang tussen hersenen en gedrag heel sterk is, zal zijn gedrag ook minder georganiseerd zijn. Dat kan zich op een heleboel verschillende manieren uiten.
Dat is wat herkenning van sensorische informatieverwerkingsproblematiek lastig maakt: de symptomen zijn bij ieder kind verschillend. Er zijn immers héél veel zintuigen en die werken ook nog eens bij iedereen anders.
Om orde te scheppen, is er een onderverdeling gemaakt in modulatieproblemen, discriminatieproblemen en sensomotorische problemen.